Beemdooievaarsbek, Geranium pratense
Ooievaarsbekken zijn mooie planten en zijn daarom in veel tuinen te vinden, echter zijn dit vaak cultivars.
Ik, de ooievaarsbek (Geranim pratense), ben een overblijvende en vrij zeldzame inheemse wilde plant uit de ooievaarsbekfamilie (Geraniaceae) mijn botanische naam Geranium is afgeleid van het Griekse woord geranos, wat kraanvogel betekent en betrekking heeft op mijn vrucht, die lijkt op de snavel van een kraanvogel. De soort aanduiding pratense komt van het Latijnse woord voor veld of weide, waar ik van nature voorkom.
De Nederlandse naam heeft eveneens betrekking op de snavelvorm van de vrucht maar hier heet ik ooievaarsbek.
Ik ben een echte zomerbloeier en groei bij voorkeur op vochthoudende tot enigszins natte bodems die (matig) voedselrijk zijn en licht zuur tot kalkhoudend. Ik word 30 -90 cm hoog en ben zon minnend, hoewel ik ook licht schaduw verdraag.
Mijn prachtige bloemen van 1,5 tot 3 cm staan vaak per twee bijeen en zijn helderblauw tot lila blauw van kleur. Ze bevatten behalve voor de mens zichtbare blauwe kleur ook een ultraviolette kleur die bijen aantrekt. Uit mijn bloemen en de wortels kan een blauwe verfstof worden gewonnen.
Mijn bloemen bevatten nectar met een suikergehalte van wel 55-70 % en ook stuifmeel. Beide worden verzameld door met name hommels en diverse soorten andere wilde bijen, waaronder zand- en groefbijen.
De bloemen worden bestoven door zweefvliegen en dag- en nachtvlinders. De verspreiding van mijn zaden is speciaal. Mijn zaden zitten in een speciaal soort snavels die bij rijping droog worden. Deze snavels komen dan onder spanning te staan en veren omhoog. De zaden komen hierdoor los uit hun omhulsel en worden weggeslingerd tot wel meer dan twee meter.In tuinen weet ik me ook in wat ruigere begroeiing te handhaven en ben ik goed te combineren met gewone margriet, kaasjeskruid, ereprijs, wilde cichorei, knoopkruid, ruig klokje en wilde reseda. Door mijn compacte
groeiwijze – en mijn mooi diep ingesneden bladeren – kan ik zowel groepsgewijs als solitair worden aangeplant.
Ik ben een overblijvende plant, wordt zo’n 30 cm hoog en ik voel me het meest thuis op een zonnige plek in de tuin in een bodem die matig voedselarm tot matig voedsel rijk is. In het wild groei ik vaak in overgangen van bos naar open terrein, op kalkhoudende en goed waterdoorlatende bodems.
Ik kan vrij goed tegen hitte en droogte en als ik ruimte krijg, kan ik makkelijk uitzaaien of vorm ik ondergronds wortelstokken om zo vegetatief te verspreiden.
Mijn blad blijft in de winter groen en heeft een heerlijke tijmachtige geur vanwege de etherische olie in de bladeren. Deze fijne geur komt vrij wanneer je paar blaadjes fijnwrijft en ook in gedroogde vorm blijven mijn blaadjes en stengels geuren.
Mijn blad heeft ook een karakteristieke smaak, kruidig en enigszins zoet. Het smaakt fris en pittig en ik word dan ook al eeuwenlang als smakelijk keukenkruid gebruikt. In een kruidentuin mag ik dan ook niet ontbreken.
Van mijn nectarrijke bloemen profiteren ook veel soorten wilde bijen, met name hommels, veel soorten dagvlinders zijn dol op mijn nectar, zoals de citroenvlinder, gehakkelde aurelia, kleine vos, dagpauwoog, atalanta, distelvlinder het koolwitje bruin blauwtje, icarusblauwtje, bont zandoogje en de kleine vuurvlinder.
Ik ben dan ook in allerlei opzichten een waardevolle plant voor mens en dier. In tuinen ben ik goed te combineren met ander inheemse wilde planten, zoals grote centaurie, knoopkruid, veldsalie, duifkruid, zeepkruid en kleine pimpernel. Ik word nogal eens verward met de verwante soort majoraan (Origanum majorana).