Maashorst

Gewone salomonszegel

Gewone salomonszegel, Polygonatum multiflorum

Ik, gewone salomonszegel, ben een overblijvende plant uit de familie van de asperges (Asparagaceae) en kan 30 tot 90 cm hoog worden. Ik ben een opvallende verschijning: mijn hangende klokvormige bloemen zijn wit van kleur, staan in een rij en hebben aan het eind een groen puntje. Ze bloeien in de maanden mei en juni.

Ik ben geen druk bevlogen drachtplant. Dit heeft te maken met het feit dat de nectar diep in mijn bloemen zit. Daar kunnen alleen insecten met een lange tong bij komen. Mijn vruchten zien eruit als berijpte blauwzwarte bessen. Ze smaken zoet en zijn giftig voor mensen. Mijn gebogen overhangende stengel is rond en glad en mijn groene tot blauwgroene bladeren zijn langwerpig tot epileptisch. Ik heb een dikke, vertakte wortelstok en hieruit ontspruiten elk voorjaar weer nieuwe stengels. Op de plaats waar de oude stengel is afgevallen zit een litteken in de vorm van een verdikte knoop die op een zegel lijkt. Dit proces herhaalt zich jaarlijks.

Mijn Nederlandse naam  houdt verband met deze littekens op de wortelstok, die de afgestorven stengels erop achter laten. Daarin zag men de afdruk van de zegelring van de Bijbelse koning Salomon.

De botanische naam Polygonatum komt van het Griekse polus (veel) en gonu (knie, knoop of verdikking), wat slaat op de vele knopen in de wortelstok. De soortaanduiding multiflorum is een samenstelling van de Latijnse woorden multi (veel) en flos (bloem), dus veelbloeming.

In de oudheid werd ik medicinaal gebruikt om zweren, wonden, kneuzingen, bloeduitstortingen en gebroken gewrichten te helen. Verder werd ik ingezet als bloedreinigend en urine-afdrijvend middel. Omdat het litteken op de wortelstok op een eksteroog leek, werd tegen dergelijke pijnlijke eeltplekken een zalf van de wortel gemaakt. Mijn (niet-giftige) wortelstok wordt nog steeds medicinaal gebruikt.

Ik verlang beschaduwde tot half beschaduwde plekken en een vrij droge tot enigszins vochthoudende bodem die niet te voedselrijk is. Hij kan variƫren van een beetje zuur tot neutraal tot enigszins kalkhoudend. Bij voorkeur op lemige grond maar ik ben in het wild ook te vinden op een kleiige of venige bodem.

Ik ben een vrij gemakkelijke plant voor de siertuin op een drogere bodem in de halfschaduw. Ik ben bijvoorbeeld goed te combineren met lievevrouwebedstro, gevlekt longkruid, tongvaren, knikkend nagelkruid, wilde akelei, ruig klokje en grote muur. Ik vermeerder mij zowel generatief als vegetatief en kan hele groepen vormen.