Maashorst

Gewone smeerwortel

Gewone smeerwortel, Symphytum officinale.

Smeerwortel is een bekende plant bij tuiniers. In tuincentra vind je vooral blauwe smeerwortel en diverse gecultiveerde soorten van kruipende smeerwortel. Ik, gewone smeerwortel, ben een inheemse wilde plant uit de ruwbladigenfamilie en houd van een licht vochtige standplaats in de volle zon of lichte schaduw. Ik groei op verschillende grondsoorten, behalve op zure bodem (veen).

Mijn botanische naam luidt Symphytum en stamt af van het Griekse ‘sumphuo’, wat samengroeien of vergroeien betekent. Het verwijst naar het medicinale gebruik bij onder andere botbreuken. De soort officinale betekent geneeskrachtig. Deze benaming werd aan plantensoorten gegeven die al vanaf de oudheid als geneeskrachtig werden beschouwd. Al bij de Grieken en de Romeinen werd ik vermeld en geroemd vanwege mijn kracht om wonden, (gewrichts)ontstekingen en botbreuken te genezen.

Mijn Nederlandse naam heb ik te danken aan de taaie, slijmerige en gomachtige substantie die mijn wortelstok – die wel een meter lang kan worden – bevat. De lange wortels kunnen compacte, verdichte grond losmaken en mineralen (o.a. stikstof, fosfor en kalium) uit de diepte ophalen. Deze mineralen stel ik via mijn (afstervende) bladeren ter beschikking van de bodem en zo wordt de bovenste laag van de bodem constant verrijkt met voedingstoffen.

In tuinen ben ik een forse, rijkbloeiende plant en kan ik gaan woekeren. Mijn bloemen zijn klokvormig, staan dicht op elkaar in hangende trossen en kunnen paar-violet, roze of wit van kleur zijn. Ik bloei langdurig, van mei tot en met september. Mijn bloemen bevatten nectar en stuifmeel waar met name hommels op afkomen. Mijn nectar zit diep in de bloem en insecten met relatief lange tong hebben hier een voordeel, maar je ziet ook vak hommels met korte tong (metsel- en sachembijen) gaatjes bijten in de bloembuis om de nectar gemakkelijker te kunnen bereiken. Bruine vlekjes op mijn bloemen zijn een aanwijzing van deze gaatjes.

Mijn tamelijk forse bladeren zijn lancetvormig, ruw behaard en aan de onderkant geaderd. En als je mijn blad kneust, komt er een komkommerachtige geur vrij. Vroeger werden de jonge stengels als asperges bereid en gegeten.

Vanwege de vele mineralen, zoals stikstof en kalium, worden mijn bladeren ook gebruikt voor bemesting: ze kunnen als mulch rondom planten worden gebracht of worden toegevoegd aan de composthoop. Ze worden ook verwerkt tot smeerwortelgier om (in verdunde vorm) als vloeibare bemesting te worden toegepast.

In tuinen ben ik goed te combineren met bijvoorbeeld koekoeksbloem, wilde cichorei, grote wederik, grote kattenstaart en moerasspirea.