Veldsalie, Salvia pratensis
Zowel plantenliefhebbers als wilde bijen zien mij maar wat graag bloeien. In het verleden stond ik in hoog aanzien, met name mijn familielid Salvia Officinalis, vanwege haar geneeskrachtige eigenschappen en kwaliteiten. Mijn botanische naam is afgeleid van het Latijnse salvo, salvere, wat gezond maken, genezen of helen betekent. Ik, de aantrekkelijke en rijk met indigoblauwe lipbloemen beladen veldsalie ben een van de schoonste dieraden van de inheemse flora.
Ik ben een overblijvende plant uit de lipbloemenfamilie en verdien een zonnige, prominente plek in de tuin. Mijn rechtopstaande bloemstengels met een hoogte tussen 30 – 70 cm zijn vierkant en taai en bovenaan klierachtig behaard. Ik groei op droge tot vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke bodems, maar kan heel goed droogte verdragen, aangezien mijn wortels meer dan een meter diep in de grond kunnen wortelen.
In tuinen bloei ik vaak uitbundiger dan bekende salie-cultivars. Ik bloei van eind april tot juli en mijn bloemen staan paarsgewijs in een soort aar. De bovenlip van mijn bloem is sterk gebogen en lijkt op de helm van een antieke helm. De kleur van mijn bloemen is diepblauw en heel zelden roze of wit.
Ik ben een belangrijke drachtplant. Het zijn vooral mijn nectarrijke bloemen met wit stuifmeel, waar hommels, groefbijen, zandbijen en metselbijen en dag- en nachtvlinders graag op afkomen.
Mijn bloemen zijn ook bekend vanwege het bijzondere bestuivingsmechanisme: een bezoekende hommel activeert ‘ongewild’ twee meeldraden die stuifmeel op de rug van de hommel druken.
In tuinen ben ik goed te combineren met andere inheemse planten zoals gele morgenster, gewone margriet, blaassilene, prachtanjer, zeepkruid, duifkruid en wilde marjolein. Na het knippen van mijn bloemstengels kan ik in de nazomer nog een keer bloeien.
Ik heb ook diverse culinaire mogelijkheden. Van april tot mei zijn mijn malse bladeren en scheuttoppen te gebruiken in salades, sauzen en soepen. De tot juni sappige stengels geven uitgeperst een heerlijk zoet sap.
Knikkend nagelkruid, Geum rivale
Nu de temperatuur oploopt zie je de eerste vaste planten weer opkomen in de tuin. Zo ook mij, wonderschoon knikkend nagelkruid. Ik ben een zeer zeldzame inheemse overblijvende plant uit de rozenfamilie. Lang gelden groeide ik uitbundig in het laatste min of meer oorspronkelijke oerbos – het Beekbergerwoud (onder Apeldoorn). Van nature sta ik graag op voedselrijke en een beetje vochtige locaties met zon of halfschaduw.
Mijn Nederlandse naam dank ik aan de knikkende bloemen. Geum is afgeleid van Geuein (Grieks) en betekent ‘proeven of genieten van’. Dit in verband met mijn aromatische wortelstok die etherische olie bevat en een beetje naar kruidnagel ruikt. In het Engels wordt ik ook wel Indian chocolate genoemd, omdat de inheemse bevolking van Amerika een soort chocoladedrank van mij maakte.
Ik wordt zo’n 20 -40 cm hoog en mijn blad is wintergroen. Ik bloei van mei tot juli en terugknippen na de bloei geeft kans op herbloei. Mijn prachtige oranjeroze bloemen hebben net zo’n lekker hip sorbettintje die mijn grootbloemige, gekweekte zusjes zo populair maakt. Mijn bloemen zijn iets subtieler maar niet minder mooi en goed toegankelijk voor insecten.
Het zijn vooral metselbijen en diverse soorten hommels die mijn bloemen bezoeken. Zoals de aardhommel, grashommel, boshommel en veldhommel.
Je kunt mij gemakkelijk in de tuin houden, bij de tuinvijver of in gedeeltelijk beschaduwde borders op voedzame bodem. Op een goede plek in de tuin waar ik me prettig voel, kan ik me geleidelijk uitbreiden.
Ik ben goed te combineren met andere inheemse wilde planten zoals bosanemoon, speenkruid, slanke sleutelbloem, lievevrouwebedstro, gele dovenetel, wilde akelei bosaardbei of ruig klokje.