Maashorst

Duifkruid

Duifkruid, Scabiosa columbaria

Veel soorten dagvlinders en wilde bijen zijn dol op mijn prachtige lila-violetkleurige bloemen die vol met nectar zitten. Helaas ben ik, duifkruid (Scabiosa columbaria), een zeer zeldzame plant geworden in het wild. Mijn wetenschappelijke naam Scabiosa is het Latijnse woord voor de huidziekte scabies (schurft). Vroeger werd ik namelijk hiervoor gebruikt. Columbaria betekent ‘van duiven of duifkleurig’.

Ik ben een overblijvende kruidensoort uit de Kamperfoeliefamilie met een hoogte tussen de 30 en 90 cm. Ik ben een buitengewoon sierlijke plant voor in de tuin, aangezien ik een weelde aan bloemen voortbreng en bloei van juni tot en met oktober.

Zowel in knop als in bloei ben ik aantrekkelijk en wanneer de bloei voorbij is, blijven de groene zaaddoosjes over, prachtig van vorm en even fijn als een honingraat. Vogels (bijvoorbeeld putters) zijn dol op de zaden als ze bijna rijp zijn. De nectarrijke bloemen zijn ook geliefd bij veel soorten wilde bijen, zoals de boomhommel, aardhommel, steenhommel en dagvlinders zoals dagpauwoog, kleine parelmoervlinder, kleine vos, koninginnenpage en distelvlinder.

Mijn bloem lijkt erg op de bloem van beemdkroon (Knautia arvensis), maar ik vertak veel meer en groei graag op matig voedselarme weinig of niet bemeste grond.  Mijn wortels groeien diep de grond in, op zoek naar mineralen en water, zodat ik droogte goed kan doorstaan. Dit laatste geldt minder voor de vele cultivars die op de markt zijn gebracht door kwekers, bijvoorbeeld de Scabiosa columbaria ‘misty butterflies’ of de Scabiosa atropurpurea ‘çhile black’ en ‘black night’.

In tuinen ben ik goed te combineren met andere inheemse planten zoals grote centaurie, knoopkruid, veldsalie, wilde marjolein, betonie, kleine pimpernel en grote tijm.



 

Wilde Akelei

Wilde akelei, Aquillegia vulgaris.

Ik ben een meerjarige plant uit de Ranonkelfamilie en in Nederland de enige inheemse akeleisoort. De locaties waar ik van nature voorkom zijn inmiddels zo zeldzaam dat ik een van de meest bedreigde planten van de Nederlandse flora ben. De huidige Nederlandse naam akelei is ontstaan uit het Oudnederlandse ackeleia en acolie wat teruggaat naar het Latijnse aquilegia.

Ik heb de voorkeur voor een zonnige tot licht beschaduwde plek en de bodem dient bij voorkeur matig droog tot humusrijk te zijn. Op open plekken kan ik me via zaad makkelijk vermeerderen. Ik bloei van mei tot juli. Mijn bijzonder fraaie donkerblauw violetkleurige bloemen staan alleen aan de top van mijn stengels en zijn door de gebogen bloemsteel overhangend maar ze richten zich op na de bloeitijd. De trechtervormige ingangen zijn zo wijd, dat een hommelkop er gemakkelijk in kan dringen.

Mijn bloemen doen het ook goed als snijbloem voor in een (wild)boeket. Mijn bladeren hebben een opvallende vorm, zijn net als mijn bloemstelen kort behaard en zijn groenblijvend tot de eerste nachtvorst.

Mijn opvallende bloemen zorgen gegarandeerd voor bezoek en bestuiving van diverse soorten hommels, met name hommels waarvan de tong lang genoeg is om bij de nectar te kunnen komen. Koninginnen van de tuinhommel hebben een tong van 18 – 20 mm. de werksters van ruim 14 mm. De tong van de akkerhommelwerksters hebben een gemiddelde lengte van 9 mm. Ook korttongige hommels bezoeken mijn bloemen maar zij bijten een gat in mijn bloemen om toch bij de diepliggende nectar te komen.  Bij dit bloembezoek omzeilen ze mijn meeldraden en vindt er geen bestuiving plaats. Andere bijen maken ook gebruik van die gaten in mijn bloemen.

Opgelet. Ik kruis zeer gemakkelijk met gecultiveerde akeleisoorten. Als je echt de wilde vorm wilt behouden, moet je goed opletten bij het uitzaaien of planten van cultivars.

Ik ben goed te combineren met andere inheemse wilde planten zoals bosanemoon, gevlekte aronskelk, lievevrouwe bedstro, dagkoekoeksbloem, gele dovenetel en ruigklokje.